Waar je gevallen bent, blijf je.
In het hele universum is dit je plaats.
Alleen maar deze ene plek.
Maar die heb je helemaal van jezelf gemaakt.

JÁNOS PILINSZKY (1921-1981)

20100914

Het is zover- ik zal weer over je schrijven:
over hoe ik al je woorden het liefste
zou willen zien verstenen. Ze zou willen
onderbrengen in een pot sterk water tot ik ze
dromen kon.

Over hoe ik je hand in mijn zij zou willen
graveren, misschien zelfs de streling zou
willen tatoeëren.
Of moeilijker nog: hoe ik de ruimte tussen
jou en je lakens zou willen vastnaaien, en het gevoel van:
daartussen hoor ik.

Het kan niet dus geef me je mond
dan stippel ik de toekomst erop uit met
het achterste van mijn tong.

20100903

zij

Ik ben de straat meer dan de mensen nu ik wacht.
Zij staan stil. Wij slingeren ons voort in stilte.
We doen niet mee; de straat
en ik. We zijn onzichtbaar met z’n twee.

Of tenminste absent. We hebben zicht op benende mensen.
Zelf bungelen we wat, en kijken. De mensen wisten waarheen
zag ik. Ik weet niet zo veel.
Dacht het te redden met de taal. En met mijn ogen.

Ze keken me aan, zeiden: ‘je bent te jong om te weten
waarvoor wij gaan en het is liefde,’ en ik wist wat ik miste. Ze spraken in
hoofdletters, ze wisten al waarheen.
Ik wist nog niet eens waar vandaan.

Ben maar gewoon blijven staan.