Waar je gevallen bent, blijf je.
In het hele universum is dit je plaats.
Alleen maar deze ene plek.
Maar die heb je helemaal van jezelf gemaakt.

JÁNOS PILINSZKY (1921-1981)

20100518

Vroeger duwde ik wel een bos wortels,
of een boodschappentas in de hand,
waarin oorspronkelijk de mijne zat.
Die van mijn moeder bijvoorbeeld.

Ik sloop dan weg om op te staan
na het vallen zoals ik dat
eufemistisch gezien moet hebben of
via het klimrek weer eens de wolken te raken.

Later leerde je me het geluk van
onbewaakte fietsenstallingen
waarin je zo maar je hart kunt verliezen
en het gevaar van onbewaakte ogenblikken
waar je hem later weer in je handen geduwd krijgt.

20100515

klein woord

Geluk is niet
ver weggaan en zeggen
dat het gras alleen maar mooier werd.
Of besluiten dat je elkaar zo mooi vindt
dat je blijft.

’t is niet alles zo goed voor elkaar hebben
dat elke vriend zijn eigen wijn en jij elke dag
een ander kust.
Noem dat leven;
noem dat lust.

Geluk duurt
een akkoord op een vleugel, een blik op jou
een hand op je buikpijn
en dan alleen nog buikpijn zo
snel; zo mooi,
noem dat geluk

leegte

Je bent uit de taal ontstaan. Zoals
een schepper met warme vingers
een torso boetseert en daaruit later
een rib neemt.

Je bent een net en alles wat ontglipt.
Je ontstond uit dat wat werd gemist, de woorden
maakten jouw vorm en daaruit nam je
later de inhoud.

Niemand beheerst de stijl die jij bent.
't is zoals jij zwijgt en zoals jij loopt. Zoals de anderen
dat allemaal niet doen en zelfs voor jou
nog een onmetelijke ruimte overlaten.

Ik wil alles vastleggen wat jij niet bent
om met de leegte jou te kunnen herleiden
als je met al je wit en al je woorden
straks weer in de taal vergaat.

20100501

Als ik kon vliegen

Kilometers lopen moeten we, we willen niet.
Het wiel is immers jaren geleden niet voor niets
gevonden.

Ik ontdek dat langzaam pratend
de tijd sneller voorbij gaat -ongeveer zoals dat
je met een vergrootglas kleinere letters kunt schrijven.

-We bekijken de stoep en de sloot
waarin het kroos als een eindeloze file
een tunnel in verdwijnt.
De kikkers duiken achter de gordijnen en
onder de banken als ze ons zien.

Zijn wij even verliefd als zij,
vraag je.
Wij zijn elkaars onderzoeksobject.
Twee onderzoeksvragen die
hand in hand wat weg delen.

Als ik kon vliegen zou ik andere
dingen doen dan de vogels verzucht ik, ik zou
je nooit meer over het hoofd zien, en van de lucht
een droom maken en

dan me langzaam en zacht laten strelen door de tijd
tot aan het vrijen
in de boomgaard bij het avondlicht en heel snel praten
omdat mijn regel vast ook andersom werkt.