Waar je gevallen bent, blijf je.
In het hele universum is dit je plaats.
Alleen maar deze ene plek.
Maar die heb je helemaal van jezelf gemaakt.

JÁNOS PILINSZKY (1921-1981)

20091125

Deadlines

Will you take me as your mistress?
Long and dark hair.
Will you cut it off when it is useless?
-Inara George.


De tijd verdwijnt niet, hij tikt simpelweg door.

Neem je me mee? Dat vroeg mijn minnares toen we bijna beseften dat de meeste lijnen nooit of pas na heel lang elkaar zullen snijden. We dachten dat we het avontuur roken.
Ik nam haar mee, om te ontdekken wat er zou gebeuren. Bovendien kun je bepaalde verzoeken niet weigeren.
Ik noemde haar graag minnares, hoewel mijn vriendin al was vertrokken.
(Dat vertrek was allesbehalve drama. Ze nam me mee naar Café en daar zei ze dat ze wilde praten. Ze hield het kort en vertrok.)

Jou neem ik mee, zei ik. We gingen met de auto.
We zeiden weinig tegen elkaar, en hoe wel mijn blik vooral op de weg was gericht herinner ik me nog levendig hoe haar mond zich om de sigaret sloot. Ze kneep steeds even venijnig met haar lippen waardoor het einde van de sigaret rood oplichtte. Ik staarde er naar.
Ze vroeg niet waarnaar ik keek. Ze keek naar de witte streep op de weg.
Een fijne streep, zei ze.

Ik knikte, hoewel ze geen rijbewijs had en achter het stuur elke streep hetzelfde is. Een doodslijn. Eentje die je niet wilt zien.
Je bent mijn minnares, zei ik liefdevol. Ik speelde met haar haren. Met mijn gevoelens hoefde ze zich niet bezig te houden.
Ze kende haar plaats. Ze hield haar mond. Even twijfelde ik of ik haar zou vertrouwen.
Ik dacht aan de vrouw die met weinig woorden van me vertrok. De minnares mocht niet met evenveel woorden strijden. Dat zou niet ethisch zijn.

Wanneer neem je me nou echt mee, vroeg ze toen we aankwamen. We liepen het buffet. Ze schepte appelmoes over haar bruine bonen (want over alles waar gehakt in zit, moet appelmoes).
Mijn vorige vriend bezorgde de krant, zei ze.
Die ging nooit ver om me mee te nemen.
Ik was in feite overal.

Ik zweeg en knikte. Toen kuste ik haar in haar nek, achter haar oor. Ik ken jouw plaats, zei ik.
Ik probeerde te bedenken hoe ik het mooi kon maken. In feite hoefde ze nergens heen. Stilstand is vooruitgang.
Maar ik wilde niet pathetisch zijn.

Misschien kun je je betere vrienden bedenken, zei ik.
Transparante vrienden zijn niet verkeerd.
Fantaseer, het mag ook erotisch.
Vertrek maar niet, ik ben je verre buur.

’s Avonds kroop ze onder mijn arm. Je woorden troosten niet, zei ze.
Ik trok de dekens over me heen.
Zie ‘t als een sex-upgrade, zei ik.
Morgen gaan we naar huis.

Dat deden we niet, zoals het hoort om tegengesteld te leven. We bekeken wat kastelen en een opera van Puccini.

’s Avonds wierp ze zich in mijn armen, zuchtend, zoenend. Zonder woorden maar het had wel wat.
Na afloop zei ze: we hebben seks tegen de dood. Misschien winnen we wel.
Niemand sterft zoals hij heeft geleefd,
Morgen gaan we naar huis, zei ik.

In de auto terug had ze gekookte eieren. Langzaam pelde ze een ei af, terwijl ze probeerde te formuleren wie ik was.
Je bent mijn lievelingsmens, zei ze, terwijl ze de stukjes schaal in de asbak legde.
Of ja, je staat hoog in de lijst van favoriete mensen.
Langzaam kwam er meer tevoorschijn van het springerige ei. Ook de mayonaise toverde ze uit haar zak.
Eigenlijk ken ik je niet, zei ze terwijl ze het ei in twee happen verorberde. Ze spoot mayonaise in haar mond.
Ik wil een boek schrijven, dat mag je wel weten, zei ze.

Ik wilde wel haar bladzijdes zijn, bedacht ik terwijl ik naar de slanke vingers keek, aan de welvingen in haar lichaam dacht, aan de dingen die ze zei als woorden er niet langer toededen, aan hoe haar grafsteen zou zijn als ze er niet meer was, hoe ze haar kauwgum uitspuugde.
Haar inkt mag overal indringen en de mensen mogen me lezen. Boeken kennen geen symptomen.

Ik ben verliefd op de passie, zei ik.
Ik denk maar aan één ding als jij mayonaise in je mond spuit.
Misschien moet je gaan zeilen of animatiefilms maken.
Misschien moet je dingen gaan leren inzien. Achter de bomen is alleen maar meer bos.
En als er geen bos is, is er wel iets anders.
Wij blijven zoals we zijn.
Je zal geen boek schrijven
en ik zal het niet kunnen aanzien.
Laten we nou gewoon beminnen.
De mensen die niet denken
die doen het beter.

We asfalteerden een heel leven.

Zou oneindigheid het begin zijn van een nieuwe dimensie?
Evenwijdige lijnen blijven altijd zij aan zij, zei ooit een vrouw die met een veel te kort rokje in een café zat. Ze zei het niet tegen mij. Het viel ook niet stil toen ze dat zei. Het was gewoon dat mijn oren zich dat aantrokken. Misschien snijden ze wel in een nieuwe dimensie, dat zei ooit een progressieve wiskundeleraar. Alles is relatief. Ik deel een rekening. Het kan me weinig schelen.


I have never seen the bottom
The bottom of the well.
Could you ever love a mistress?
It never feels the same.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten