Waar je gevallen bent, blijf je.
In het hele universum is dit je plaats.
Alleen maar deze ene plek.
Maar die heb je helemaal van jezelf gemaakt.

JÁNOS PILINSZKY (1921-1981)

20100114

GEKRAKEEL
NOTULEN


De één:
Ik verlang naar tevredenheid
De ander:
op een boterham, of uit het vuistje?
De één:
het gaat niet om de vorm.
het gaat om de inhoud.
Het cliché:
De maatschappij dat ben jij
De één:
Jij zegt het, ik eis enkel tevredenheid
De ander:
en wat zeggen we van …
Het cliché:
(..)
De ander:
Assertiviteit?
De één:
Liefde en geluk vinden we door tevreden te zijn
Het cliché:
Je weet wat ze zeggen
De ander:
nee!
Ze zeggen nee
(..)
Ik weet niet wat ze zeggen.
En daar komt nog bij:
Nee zeggen is de essentie
De mens:
Slechts een van de velen
Ja zeggen is er ook één.
Het cliché:
wie weet hier nou wat ze zeggen
De mens:
het gaat niet om wat ze zeggen..
De één:
dat zei ik
Het gaat om de inhoud
Denken is geen doen
En praten ook niet.


De mens:
Wanneer openen wij onze ogen.
Het cliché:
dat zou ik zeggen!
De ander:
Daar heb je het al:
Assertiviteit.
De mens:
ze zeggen zo veel,
Ik raak er van in de war
De ene keer is het dankjewel
Voor een stukje eenheidsworst
En de andere keer is het allemaal
mijn schuld.
En de een wil jongens
En de ander weer meisjes.

Het cliché:
Keer elkaar de wang toe
gaat heen, vermenigvuldigt u
daardoor wordt iedereen gedreven
men houdt niet van delen.
De kleuren:
mogen wij even op onze strepen gaan staan?
Het is niet zo zwart-wit.
De één, De ander, het cliché (de mens!) :
eeeeeeeeven centraal!!
We moeten terug
Naar de doelstellingen
Het één? Of het ander?
(De mens:
Check, dubbelcheck. De doelstellingen zijn behaald. Het gaat alleen nog om de afwerking.)
De kleuren:
(!!)
(de mens:
ik wil even iets anders aansnijden
Ik word niet serieus genomen
Ik sta tussen haakjes.)
De meute die weliswaar meestal niets zegt:
ach, gezwets en gezwijmel
Geen touw aan vast te knopen

(de mens:
luister dan toch
De notulist is een –onbeschaafd woord-
Hij censureert en verkracht de vergadering!!)

Iedereen verzamelt zich om de notulist, de hamer begint een tirade, het aaneengeschakelde getimmer waarmee hij stilte probeerde af te dwingen is niet in de notulen opgenomen.
De meute die toch niets zegt wringt zich door alle openingen uit het zicht.

Iedereen herhaalt de notulen.

Chaos.

De cake en koffie worden aangesneden, een moment van verorbering.

De hamer voegt zich tot de meute

De krachttermen voegen zich tot de hamer

De één en de ander voegen zich tot de krachttermen


Het slottakkoord

De essentie
Hij was mooier dan mooi maar deed slechte dingen omdat hij dacht dat het goed was.
God zag ook dat het goed was.
Zo moet hij gedacht hebben.
Geef hem de ruimte
Geef hem de vrijheid
Geef hem de vleugels van een meeuw
Geef
Geef

Het individu

Pief paf poef,
bloed, hart, ziel, zweet, tranen.

(Hij was autistisch noch gameverslaafd.
Hij ontvluchtte zijn plaats in de maatschappij omdat hij zag dat meer dan het grootste deel schijn was.
Soms schreef hij, gevoelige ritmische gedichten waarin hij probeerde de essentie van al wat is te vatten, omdat hij langs mooie stromende rivieren had gelopen en had genoten van de groene sprieten die ‘nieuw leven’ symboliseerden. Maar nog vaker omdat hij zag hoe lelijk alles werd onder de handen van de mensen.
Een poète maudit zonder geloof.

Hij was een dichter,hij was een taalkunstenaar, de vastlegger van al het gevoel maar meer dan dat wordt hij herinnert als een moordenaar. Hij was gevoelig, maar wordt herinnert als wreed. Hij had als geen ogen over voor de ander, ving de blikken om ze in netten te bewaren en koesteren.
Hij had een moedervlek op zijn wang, en als de angst te groot werd legde hij zijn vinger daarop, als om hem te beschermen.

Hij had een meisje en als zij bang werd wiegde hij haar als een kind, en altijd kuste hij en was hij geduldig.

Hij nam het leven als een galg en verorberde al wat mooier was. Een verdrietig mens is minder waard dan een gelukkig mens. )

20100111

Binnenskamers

Als ik de deur ben, ben jij
degene die mij niet opent.
-waarom zou je ook,
ik sta al op een kier.
Voor de ruimte die ik, kierend,
niet verberg
mag ik jouw oog en dan weer jouw oor zijn.
Ik jouw perceptie
jij mijn nauwe realiteit.
Het is beter dat niet te vervoegen en hoewel het
binnen fluisterzacht over jou gaat zie ik door jouw ogen
dat je het niet wilt horen.

Ik wou dat ik de wind was die me dichtwaaide
dan was ik jouw geluk bij een ongeluk.